Voor mijn vertrek naar Compostela, nu een jaar geleden, waarschuwden enkele trouwe pelgrims me al: ‘Er is maar één risico aan je tocht, je gaat verslaafd geraken’. Zij zijn duidelijk door de microbe gebeten.
Het zat bij mij niet in de planning, maar één telefoontje van Chip uit Utah – we wandelden heel wat samen vorig jaar – was genoeg. Over de vraag ‘wandel je een weekje mee’, moest ik nauwelijks nadenken.
Startplaats Salamanca, kon slechter! Het weerzien met Chip is heerlijk, samen de stad doorkruisen maakt er een zalige avond van. En toch, het kan voor mij niet snel genoeg ochtend zijn, terug op pad! De rugzak is al vertrouwd, de voorbereidende tocht met Ignace in de Voerstreek booste mijn zelfvertrouwen, de voeten voelen goed.
Maar goed ook, want onze eerste dag is pittig. Zesentwintig kilometer onder een blakende zon… het bijpraten zorgt er wel voor dat de kilometers voorbij vliegen. En het vooruitzicht op zwembad, een cadeautje van Chip voor de eerste avond (een zwembad dat nog leeg bleek…)!
Het wandelen is fantastisch! Na twee bloedhete dagen koelt het terug af, met ‘s morgens bijna vriestemperaturen. Het blijft droog – tja, lievekesweer – met veel wind.
Chip en ik zetten er stevig de pas in, onze gewoontes van vorig jaar verder zettend, daar hoort heel veel babbelen èn lachen bij.
Het landschap doet wat aan de meseta van vorig jaar denken, hoewel het ‘plat’ dat in de gids aangekondigd wordt, veelal niet klopt.
Heel snel komt het caminogevoel terug. Wandelen, eten en slapen; eenvoudiger kan het leven niet zijn. De routine zit er vlug terug in: rugzak pakken, eten en drinken mee, route overlopen (slaapplaats reserveren doen we de avond vooraf), douchen en wassen, boodschappen doen en relaxen. Overdag zijn de ontmoetingen met andere pelgrims kort – bij een koffie met tortilla – ‘s avonds tafelen we samen met mensen van de ‘groep’. Zo’n twintig stappers die samen met Chip in Sevilla vertrokken, volgen ongeveer hetzelfde traject, er zijn op deze camino immers minder dorpen/steden dan op de camino Frances. Het doet me aan Frankrijk denken, daar ontmoette ik ‘s avonds ook telkens dezelfde mensen.
De laatste etappe tussen Granja de Moreuela en Tábara is de mooiste. We vertrekken vroeg, het licht is prachtig. Wat genieten we hiervan! Het verzoent me met het einde van mijn tocht, het gevoel dat het te kort was. Neen, ook een week stappen is meer dan de moeite waard. Ik kan opnieuw beginnen dromen…